In het midden van de Botanische tuin Utrecht ligt Fort Hoofddijk. Met zijn steile wanden van 12 m een uitgelezen locatie voor een rotstuin. Meer dan 2.500 ton kalksteen uit de Ardennen is er vanaf 1963 aangebracht. Het resultaat is een afwisselend landschap met steile rotswanden, omhoogslingerende paden, een waterval, een bergbeek en zelfs een kleine kloof. Dit jaar is het precies 50 jaar geleden dat de eerste planten in dit miniatuurgebergte hun plek kregen.
Met de aankoop van de Johannapolder door de Universiteit Utrecht in het midden van de vorige eeuw werd de basis gelegd voor wat als de grootste en mooiste rotstuin (0,5 ha) van West-Europa gezien mag worden. Zo’n 3.000 plantensoorten, van rots- tot gebergteplanten, groeien er tussen de rotsspleten en in de klei-zandgrond die is afgegraven uit de gracht rondom het fort.
Rotsplanten groeien van oorsprong niet in zware kleigrond. Natte omstandigheid zijn voor veel rots- en gebergteplanten funest, zeker voor die boven de boomgrens of in stenig woestijngebied groeien. De steile hellingen van de tuin, de zandige delen en het mengen en afstrooien van de bovenlaag met compost en steenslag zorgen ervoor dat het regenwater voldoende wegvloeit. Hierdoor is het mogelijk soorten te behouden die in ons laagland anders het loodje zouden leggen.