Nog geen drie procent van de bomen en struiken in Nederland is autochtoon en behoort dus tot de wilde flora van houtige gewassen. Dat is de inschatting van Bert Maes (Ecologisch Adviesbureau Maes), dé ecoloog en bioloog die sinds 1992 autochtoon onderzoekt en in kaart brengt. Maes merkt wel waardering voor het genetisch erfgoed, maar dat ziet hij niet terug in de beheersplannen van beschermde natuurgebieden.
Autochtoon is sowieso ingewikkeld, zo begint ecoloog en bioloog Bert Maes. Volgens EU-wetgeving bij bomen en struiken betekent het begrip: soorten die sinds de laatste ijstijd voorkomen in een EU-land en zich daar op natuurlijke wijze hebben verjongd. Die soorten hebben meer dan 4.000 tot 10.000 jaar evolutie en genetische selectie achter de rug.
Autochtoon wordt ook wel ‘oorspronkelijk inheems’ genoemd, maar inheems is iets anders. Bepaalde soorten kunnen inheems zijn in Nederland en andere delen van de EU, bijvoorbeeld meidoorn, maar als het zaad uit een Italiaanse bron komt en in Nederland is uitgezaaid, kan het nooit autochtoon in Nederland zijn. De bron moet dus autochtoon zijn.