Groen doet goed! Bomen en planten zijn nodig, maar hoe duurzaam is de productie? Welke impact op het milieu heeft de teelt? Wat is de footprint van een gekweekte boom, heester of vaste plant?
Duurzaam produceren heeft de toekomst. In FSI2020 hebben diverse handelspartijen en afnemers zich gecommitteerd aan de afspraak dat minimaal 90% van het geproduceerde en verhandelde bloemen en planten duurzaam geproduceerd is. Maar wat is duurzaam? Vooralsnog wordt in FSI uitgegaan dat MPS-A duurzaam geproduceerd is. Is On the way to PlanetProof dit niet? De organisatie is niet gebenchmarkt, oftewel onafhankelijk erkend, en voldoet daarmee niet aan de eis die door FSI2020 is gesteld. Alleen gebenchmarkte certificeringen komen in aanmerking. Maar, of dergelijke certificeringen in de toekomst voldoende zijn, is de vraag.
Transparantie integraal onderdeel
In de visie van de Rabobank voor 2030 wordt gezegd dat vergroening en verduurzaming een prominente rol zal spelen. Sectorspecialist tuinbouw Arne Bac: „Transparantie moet een integraal onderdeel zijn van het verdienmodel van de ondernemer. Gegevens als de score op milieufootprint, en inzet van groene gewasbescherming moeten met één druk op de knop beschikbaar zijn.” Eerder dit jaar sprak Elise Wieringa van Royal Lemkes al de verwachting uit dat de milieufootprint belangrijk zal worden, belangrijker dan certificeringen als MPS of PlanetProof.
Waarom? Omdat het daadwerkelijk inzichtelijk maakt wat je impact op het milieu is met de productie. Tot voor kort was er geen eenduidige manier voor het berekenen van de footprint. Sommige organisaties richten zich met de footprintberekening uitsluitend op het CO2-gedeelte, zoals de CO2-prestatieladder. Maar de milieu-impact of een voetafdruk die de productie achterlaat gaat verder dan alleen het CO2-verbruik.
Rekenmodel
Benefits of Nature heeft als eerste in de tuinbouw het initiatief genomen om tot een eenduidige footprintberekening te komen. In eerste instantie richtte ze zich op de sierteelt en werd er samenwerking gezocht met partners als Wageningen UR om tot een rekenmodel te komen. Daarmee werd het initiatief geboren voor de HortiFootprint. De initiatiefnemers van de HortiFootprint willen een gestandaardiseerde methodiek ontwikkelen voor een internationaal geaccepteerde milieufootprint voor tuinbouwproducten; zowel sierteelt als groente en fruit.
In 2018 gaf het Ministerie van LNV opdracht aan Wageningen UR om samen met haar partners Wageningen Economic Research, Blonk Consultants, PRé Sustainability, Stichting Benefits of Nature, MPS, Royal FloraHolland, GroentenFruit Huis, Glastuinbouw Nederland, ABN Amro en Rabobank de rekenregels te ontwikkelen voor de HortiFootprint. Eind juli werden deze rekenregels gepresenteerd.
Kunnen kwekers nu direct aan de slag? Nou nee. „We hebben de rekenregels geformuleerd die toepasbaar zijn voor diverse teelten, die voldoen aan LCA-methodiek (Life Cycle Analysis) en die zo goed mogelijk aansluiten bij de Europese richtlijnen. Die rekenregels moeten echter nog worden vertaald in een rekentool”, aldus projectleider Irina Verweij-Novikova van Wageningen Research.
De HortiFootprint bevat eenduidige rekenregels voor zestien zogenaamde impactcategorieën. Deze impactcategorieën zijn onder andere de milieu-impact van de productie op klimaat, landgebruik, uitputbare hulpbronnen, waterbruik, CO2-emissie en inzet fossiele brandstoffen.
Het toepassen van de rekenregels geeft inzicht in de milieu-impact van het product. Het consortium van deelnemende bedrijven aan de HortiFootprint heeft de berekeningen uitgevoerd voor zes pilotgewassen waaronder appel, peer, snijroos en de potplant Phalaenopsis. De berekeningen geven een footprint per producteenheid, dus een potplant, een roos of een kg appels. Voor boomkwekerijproducten is geen pilot uitgevoerd. Mede omdat daar vanuit de consortiumpartners geen vraag naar was. Als hier wel behoefte aan is, zal hiervoor een project moeten worden opgestart, verwacht projectleider Verweij-Novikova. Voor de containerplanten kan de pilot van Phalaenopsis wel als uitgangspunt dienen. Binnen de containerplanten zullen namelijk uiteindelijk drie groepen worden geformuleerd: bloeiende kamerplanten, niet-bloeiende kamerplanten en buitenplanten.
In de berekeningen worden verschillende levenscyclusfasen benoemd: veredeling, vermeerdering, teelt, behandeling na de oogst, verpakking, distributie, opslag, gebruik en einde van de levenscyclus. Van al deze levensfasen is informatie nodig over verbruik van onder andere gewasbeschermingsmiddelen, energie en water.
Vervolg
De rekenregels liggen er. En hoe nu verder? Enerzijds dienen de rekenregels als basis om met Europa om de tafel te gaan en te zorgen dat er EU-erkenning komt voor de HortiFootprint. Die gesprekken zijn momenteel gaande. Doel van de erkenning is dat er uiteindelijk één eenduidige manier binnen Europa komt om de milieufootprint van bloemen, planten, groente en fruit uit te rekenen. Het project loopt tot eind 2021. Het formuleren van de rekenregels volgens de LCA-methodiek was het eerste deel, aansluiting bij de EU is het tweede deel.
Ondertussen leeft er vanuit het consortium echter ook de wens dat de rekenregels door externe partijen worden opgepakt die hier rekentools voor gaan ontwikkelen. Want met alleen de huidige rekenregels zullen kwekers zelfstandig niet uit de voeten kunnen.
Binnen Benefits of Nature zijn er al wel ruim 20 kwekers aan de slag gegaan met de footprint. Overigens was dit al voor de rekenregels van de HortiFootprint waren geformuleerd. Wat de exacte impact van de officiële rekenregels is op de indertijd gemaakte berekeningen is niet exact duidelijk, maar de verwachting is dat nieuwe berekeningen geen grote verschillen zullen laten zien ten opzichte van de oude als er van dezelfde gegevens wordt uitgegaan.
Kwekers die tot op heden de footprint hebben berekend, hebben dat gedaan met behulp van LCA-dienstverleners zoals bijvoorbeeld EcoChain.