Dryopteris is het varengeslacht met voor Nederland de meeste bruikbare soorten en cultivars. Dryopteris filix-mas, de mannetjesvaren, is hier zelfs inheems. Hij komt volop voor in bossen en bosranden, vaak op wat rijkere grond, maar ook in de duinen en op muren. Het is bovendien een prima tuinplant voor allerlei standplaatsen.
Dryopteris behoort tot de Dryopteridaceae, de niervarenfamilie. Dit uitgebreide geslacht van ruim 150 soorten komt over de gehele wereld voor en kent wintergroene en bladverliezende vertegenwoordigers. In de Naamlijst van Vaste Planten staan er ruim zeventig vermeld, waaronder ook enkele kruisingsvormen. Vooral in Engeland, dat in de Victoriaanse tijd een ware varenrage kende, zijn heel veel van die hybriden ontstaan. De verschillen zitten vrijwel altijd in de bladvorm: gekroesd, smalbladig, breedbladig, gerold.
De oorspronkelijke Griekse naam is druopt˘eris dat bestaat uit de woorden drus (druos) en pt˘eris die eik en varen betekenen. Dit verwijst naar varens die op oude eiken groeiden. De huidige soorten die zijn ingedeeld bij Dryopteris doen dit niet. De algemene Nederlandse naam van Dryopteris is nier- of schildvaren. Dryopteris vormt een korte en met bruine schubben bedekte wortelstok. Zelfs op droge, donkere plekken kunnen planten zich flink ontwikkelen. Daarbij zorgen humus en vocht voor de gewenste weelderige groei.