Dat je met eenvoudig materiaal zoveel verschillende dingen kunt maken die ook nog eens ecopositief zijn, dat vindt de Amsterdamse wilgenvlechter Daan Goppel ’supertof’ aan zijn werk. „Voor wilgentakken hoef je geen bomen te kappen, de takken groeien namelijk makkelijk weer aan.”
Daan Goppel groeide op aan de rand van een bos in Almere en was altijd buiten te vinden. Het wilgenvlechten zag hij voor het eerst in Museumpark Archeon en hij was gelijk verkocht. De laatste jaren is er veel informatie op internet vinden, maar in zijn jeugd spijkerde hij zijn kennis bij via bijvoorbeeld survival-boeken.
Het eerste wat Goppel deed toen hij een aantal jaren geleden een recreatiewoning op Tuinpark De Molen in Amsterdam kon huren, was wilgenbomen planten. Hier oogst hij inmiddels takken van voor vlechtwerk in eigen tuin, maar de meeste handel koopt hij in bij Wilgentenenkwekerij Van Aalsburg of krijgt hij van bekenden die wilgen knotten. „De katwilg – Salix viminalis – is het meest geschikt om mee te vlechten, omdat de takken lang en recht en egaal van dikte zijn en weinig zijtakken hebben. Schietwilg – Salix alba – gebruik ik ook, maar deze takken hebben meer zijtakken en zijn iets minder recht.”