Bijna alle vogels, zelfs zaadeters, eten insecten; ja, móeten insecten eten. De jongen hebben voor hun groei dierlijke eiwitten nodig. In de periode dat vogels jongen hebben, moeten insecten daarom wel in ruime mate aanwezig zijn. In een omgeving met vooral exotische en uitheemse bomen, struiken en planten is dat heel lastig.
Het verlies van biodiversiteit, verarming van de natuur, is vaak in het nieuws. Het gaat hier dan bijvoorbeeld om plant- en diersoorten die zijn verdwenen in natuurgebieden, of om grasland waar weidevogels het moeilijk hebben.
De biodiversiteit staat onder druk vanwege habitatverlies door natuuronvriendelijk landgebruik en verstedelijking. Helaas zijn we ons van de directe woonomgeving weinig bewust. In onze tuinen, steden en buitenwijken bestaat soms wel 80% van de beplantingen uit bomen en struiken die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Azië en Noord-Amerika. Denk hierbij aan bomen zoals Robinia, plataan, Catalpa, Magnolia, walnoot,
Gleditsia, et cetera. En struiken zoals Rhododendron, laurierkers, Forsythia, bamboe, sneeuwbes en jasmijn.