Toen Von Siebold ruim 200 jaar geleden de allereerste Japanse duizendknoop in de Hortus van Leiden plantte, kon hij niet bevroeden tot welk gigaprobleem dit zou leiden. Net zomin kunnen we nu precies voorspellen welke sierplanten uit het huidige sortiment voor problemen in de toekomst gaan zorgen. Toch zijn soms de potentiële gevaren wel te herkennen. ’Planten maar laten gaan, is sowieso een risicovolle strategie.’
Een rimboe’ zo typeerde een docent plantenkennis onlangs het enorm gevarieerde sortiment planten dat bij het gemiddelde tuincentrum staat. Planten die van oorsprong in Azië groeien, staan er gebroederlijk naast flora uit Noord-Amerika en Australië. Inheemse planten uit Nederland zijn er wel, maar veruit in de minderheid. De meeste van die exoten kun je probleemloos in de tuin gebruiken, die zullen dat perceel – al dan niet geholpen door mensenhanden – nooit of te nimmer verlaten om hun geluk in de wilde natuur te beproeven.
Een klein aantal zal dat wel doen en op een dusdanig woekerende manier dat het goed is om je daar als tuinontwerper of hovenier van bewust te zijn, vindt Leni Duistermaat, onderzoeker bij Naturalis Biodiversity Center en een van de curatoren van Q-bank. Dit is een onlinedatabase waarin 197 (potentieel) invasieve exotische planten in kaart zijn gebracht voor Europa. Q-bank is in 2006 in opdracht van de Nederlandse overheid opgericht, omdat zij behoefte had aan informatie over invasieve exoten. Inmiddels is het onderdeel van de EPPO (European and Mediterranean Plant Protection Organisation). De NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) is een van de organisaties die nieuwe soorten voor de database aandraagt.