Zwevende drijfplanten hebben de neiging het gehele wateroppervlak in beslag te nemen. Dat maakt ze niet altijd geliefd in open water. Toch verdienen deze snelle jongens een plek in de vijver. Samen met de zuurstofplanten en vastzittende waterplanten dragen ze bij aan een goed functionerend vijvermilieu.
Drijfplanten zijn de emerse planten onder de hydrofyten. De wortels en stengels bevinden zich onder water, het blad en de bloeiwijze daarboven. Ze zijn onder te verdelen in planten die in de bodem van de waterpartij wortelen en in vrijzwevende drijfplanten. Tot de vastzittende planten behoren Nymphea (waterlelie), de geelbloeiende Nuphar lutea (gele plomp) en Nymphoides peltata (watergentiaan), en Trapa natans (waternoot). Aan de waterlelie wordt een apart artikel gewijd, gele plomp en watergentiaan worden in dit artikel behandeld. Vrijzwevende drijfplanten als kikkerbeet en krabbescheer halen met hun wortels voedingstoffen uit het water.
Het blad van de planten dat op het wateroppervlak rust zorgt voor schaduw. Hierdoor blijft het water koel wat een gunstig effect heeft op de hoeveelheid zuurstof in het water. Door de schaduwwerking krijgen algen minder kans om zich te ontwikkelen. Daarbij is het blad een goede schuil- en broedplaats voor vissen en amfibieën.