Uien en hun familieleden knoflook en prei worden al duizenden jaren gekweekt als groenten. Een aantal soorten is al lang populair als ’sierui’. Onder die noemer worden tientallen via de bloembollenhandel aangeboden. Maar er zijn Allium-soorten die het uitmuntend doen als vaste plant.
Leden van het geslacht Allium, waartoe de uien behoren, komen overal voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond. Slechts een paar zijn afkomstig uit Zuid-Amerika en tropisch Afrika. Het geslacht is enorm: er zijn zo’n 750 soorten bekend. In ons eigen land groeien een tiental soorten in het wild, verwilderd of als stinzenplant.
Hoewel de meeste mensen wel eens een ui of een preiplant al dan niet per ongeluk in bloei hebben gezien, zijn deze voedselgewassen nu niet direct uitgelezen sierplanten. Dat geldt wel voor de sieruien. De meest bekende Allium bloeien in mei-juni met grote, bolvormige schermen met paarse sterbloemetjes. Het blad sterft kort na de bloei af en de bollen gaan op goed doorlatende grond een aantal jaren mee. Er zijn echter ook soorten die zich als
een echte vaste plant gedragen en/of veel later bloeien dan de gangbare sieruien. In tegenstelling tot de klassieke sieruien wordt bij deze planten het blad niet snel lelijk. Een aantal hiervan wordt in dit
artikel besproken.