De vlinderbloemenfamilie is een van de grootste plantenfamilies, met talloze fraaie soorten voor de tuin. Omdat vlinderbloemigen zelf stikstof binden, kunnen ze goed op arme zandgrond groeien. Veel soorten zijn daarbij prima tegen droogte bestand, ze passen dan ook goed in de klimaatbestendige tuin.
De Fabaceae is een zeer grote plantenfamilie met meer dan 700 geslachten die over de hele wereld voorkomen. Je kent ze zeker als veel geteelde eiwitrijke voedselgewassen zoals soja, bonen en erwten. Maar ook als boom en sierheester, bijvoorbeeld Cercis, Cytisus, Gleditsia, Robinia en Wisteria. Voor de tuin zijn de vaak wat minder bekende (half)heesters en vaste planten zeker ook interessant, zoals Amorpha, Lespedeza en Thermopsis. Opvallend is dat veel soorten uit deze familie zeer diep wortelen en zo goed tegen droogte bestand zijn, ze verdienen daarom een plekje in klimaatbestendige tuinen.
Alle planten uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae) zijn makkelijk te herkennen aan de vorm van de bloemen. Er zijn vijf kroonbladen. Het grootste deel van de bloem bovenaan heet de vlag, daaronder zie je twee kleinere kroonbladeren, de twee zwaarden, en onderaan de kiel (twee vergroeide kroonbladen). De vlinderbloemen staan in een eindstandige tros. Het blad is samengesteld en heeft ’stipulen’ (kleinere steunblaadjes die tegen de stengel aanliggen). Na de bloei groeien de peulen, kenmerkende vruchten voor vlinderbloemigen.