Veengebieden slaan langdurig enorme hoeveelheden koolstof op, gemiddeld 20 keer zoveel als bossen. Bij het ontgraven voor turfwinning komt deze koolstof als CO2 vrij. Nederland is de grootste importeur van turf, vooral voor potgrond, maar voor de schaduwzijde van deze grondstof was hier lange tijd nauwelijks aandacht. Daar is inmiddels verandering in gekomen.
Als de wereld vergaat, dan ga ik naar Nederland”, schreef de Duitse dichter Heinrich Heine ooit „Want daar gebeurt alles 50 jaar later.” Nou gaat dit uiteraard niet op voor alles, maar als het gaat om de aanpak van turf, in potgrond, is Nederland behoorlijk laat uit de startblokken gekomen. Zeker wat betreft de (publieke) bewustwording van de CO2-footprint van turf liggen landen als Engeland en Duitsland jaren voor.
Vanaf 2011 streefde de Britse overheid er al naar om turf in potgrond op vrijwillige basis geheel uit te faseren. Dat plan mislukte, waarna er dit jaar toch een verbod kwam dat in 2024 ingaat. In Duitsland is torffrei een algemeen bekend begrip en riep een minister tuincentra en bouwmarkten op om geen producten met turf meer te verkopen. In Zwitserland is het turfgehalte in potgrond voor consumenten afgebouwd tot ca 4%. Ter vergelijking: in ons land bestaan veruit de meeste substraten voor het merendeel uit turf en Nederland is de grootste importeur van turf in Europa.