In de jaren ’80 werden in Den Haag iepen gekapt vanwege verzwakking door iepenwolluis. De plaag breidde zich vervolgens uit naar andere steden. De laatste jaren worden er nauwelijks aantastingen meer gezien, maar deze inheemse soort kan zo weer de kop opsteken.
In 1984 werden opvallende aantastingen bij iepen in Den Haag waargenomen. De stammen en takken zaten vol wolluizen. Dit was een vies gezicht, daarnaast veroorzaakten de luizen overlast door de productie van kleverige honingdauw.
Het ging om de iepenwolluis, Gossyparia spuria. Door herhaalde aantastingen in de jaren erna kwamen veel iepen in een slechte conditie. In 1988 was de plaag in Den Haag dermate serieus, dat besloten werd 300 bomen van 10 tot 50 jaar oud te vellen. Na Den Haag werden er aantastingen gezien in IJmuiden, Katwijk, Hellevoetsluis, Zaandam, Leeuwarden, Velsen en Wageningen. Halverwege de jaren ’90 waren de plagen om onverklaarbare redenen grotendeels voorbij. Uit verzamelde gegevens bleek Ulmus glabra ’Exoniensis’ en, in mindere mate Ulmus x hollandica ’Vegeta’, gevoelig te zijn. Inmiddels worden deze twee iepencultivars nauwelijks meer gekweekt. Of recent ontwikkelde iepencultivars gevoelig zijn is (nog) niet bekend.