De Nationale Regenwormentelling werd in het weekend van 9 en 10 april georganiseerd door Burgerwetenschapsplatform CurioUs samen met RUG-onderzoeker Jeroen Onrust. Deze week werden de resultaten gedeeld: 604 deelnemers door heel Nederland deden 692 metingen, waarbij ze 7692 wormen telden, ruim 11 per kluit van ongeveer 20x20x20 cm.
In weilanden en moestuinen waren de meeste regenwormen geteld per meting, gevolgd door akkers en gazons. In bloemperken, onder struiken en heggen, en in het bos en het park zijn gemiddeld minder regenwormen geteld.
Daarnaast hebben organische bodemverbeteraars een positief effect op het aantal regenwormen.
De onderzoekers gaan – na een eerste, snelle analyse – de metingen verder analyseren. Ook gaan ze alle ingezonden foto’s bekijken om meer te weten te komen over welke soort regenworm graag in welke bodem zit. De Regenwormentelling wordt volgend jaar herhaald.
Iedere regenworm zijn eigen rol
Er komen in Nederland ongeveer 25 verschillende soorten regenwormen voor die voor de Nationale Regenwormentelling grofweg zijn ingedeeld in drie ecologische groepen: strooiselwormen, pendelwormen en bodemwormen. De strooiselwormen zitten vooral in het bovenste laagje van de bodem en eet bladeren en andere plantenresten. Dat is ook het dieet van de pendelworm, die zijn eten een stuk verder de bodem in trekt dan de strooiselworm. De bodemworm eet meer bodemdeeltjes en plantenmateriaal dat al wat verder is afgebroken.
Advies: wees lui
Voor wie volgend jaar meer wormen wil tellen hebben de onderzoekers een aantal adviezen. Wees vooral lui en laat bladeren of oogstresten lekker liggen. Regenwormen trekken de bladeren de grond in en zetten het daar om in belangrijke voedingsstoffen. Zorg er daarnaast voor dat de bodem bedekt is met veel en verschillende soorten planten. Heeft je bodem een boost nodig? Gebruik dan geen kunstmest, maar compost of een organische mest. Zo voed je het bodemleven en krijg je een gezondere bodem waar uiteindelijk ook de plant van profiteert.