Regenwormen eindigen op de eerste plaats bij de Bodemdierendagen 2022. De waarnemers vonden wormen in en op meer dan 83,4 procent van de Nederlandse tuinen, parken, schoolpleinen en balkons. Dat is net meer dan spinachtigen (82,8%) en pissebedden (82,3%).
Voor de achtste keer organiseerde het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) het citizen science-project de Bodemdierendagen. Dat gebeurde met hulp van onderzoekers van Wageningen University & Research (WUR) en de Vrije Universiteit Amsterdam, en een groeiend aantal partners. In totaal zochten 2052 waarnemers op 553 locaties.
De zomer van 2022 gaat de boeken in als lang, droog en heet. Dat was deels terug te zien bij de bodemdieren. „De naaktslakken hebben het dit jaar in ieder geval moeten afleggen,” vertelt de Wageningse bodemkenner Ron de Goede (WUR), één van de onderzoekers van de Bodemdierendagen. In veel tuinen ontbraken ze zelfs helemaal in de tellingen.
Minder bodemdieren
Het gemiddeld aantal bodemdieren per tuin was sowieso lager dan de vorige vijf jaar. De Goede: „Het waren er nu maar 36 per tuin.” Elke tuin krijgt een eigen biodiversiteitscijfer voor de bodem, berekend met de aanwezigheid en aantallen dieren van de tien hoofdgroepen oftewel de Tiny Ten.
„Zowel de groene en half-groene tuin als het schoolplein en voedselbos scoorden nu gemiddeld zo’n halve punt lager.” Groene tuinen zijn normaal vaak toppers, maar het gemiddelde cijfer bleef voor 2022 steken op een 6,8. Dat is ver af van de ideale score van boven de 9, die maar door enkele tuinen wordt gehaald. Al zit er al de nodige spreiding in de biodiversiteitsscores, er valt dus nog veel te winnen in de tuinen van Nederlandse dorpen en steden. Dat kan met de juiste aandacht, kennis en goed beheer van de levende bodem.
Lees hoe regenwormen op de eerste plaats eindigden en alle andere uitslagen op de website van Bodemdierendagen.