Ik bedank de chauffeur, spreek af waar hij wacht en start met lopen. Na 2 dagen stekproductie in Kenya bekijken is het tijd voor iets anders. Ik heb een mooie wandeling gevonden over Ngong Hills, 7 bergtoppen, zo’n 4,5 uur klimmen en dalen langs the great rift valley.
Vol goede moed kijk ik naar de uitdaging daarboven. De eerste mensen die ik tegenkom zijn 2 kinderen. Maximaal 10 jaar. ‘How many hills are you going to do sir?’ vragen ze. Ik knoop een praatje aan. Ze zien dat ik verder niets bij me heb. ‘Do you want soda sir?’ ‘No, I’m fine thanks’. Ik klim verder.
Een paar honderd meter verder kom ik weer 2 kinderen tegen. Allebei met een emmertje. ‘Do you want candy sir? Lollypop?’ Ze wandelen mee en vragen vriendelijk waar ik vandaan kom, hoeveel heuvels ik ga klimmen. En of ik wel genoeg eten bij me heb. Onderin hum emmertjes zie ik bananen liggen. Ik stop en vraag wat die kosten. Ik bedenk me ineens dat ik veel te groot geld meegenomen heb. Dus onderhandel ik tot ik een maximaal aantal lollypops, een banaan en een armbandje heb. Ze lopen bijna juichend weg, dus het was een goede deal denk ik.
Een stukje verder ligt een groepje kinderen onder een boom. ‘You want bananas sir?’ Trots steek ik de banaan omhoog die ik net gekocht heb. ‘That‘s nog going to be enough!’ Ik realiseer me dat ze gelijk hebben. Maar als je te lui bent om onder die boom uit te komen, dan wordt het niks. Dus loop ik verder en weer tref ik 2 kinderen. Ze komen gelijk heel dichtbij, maar ik wil gewoon door, dus ik zeg dat ik niets nodig heb. ‘Please sir, I’m so hungry.’ Eentje kijkt me bijna huilend aan. Ik vraag me af hoe je honger kan hebben als je hier met lolly’s, koekjes en bananen loopt te leuren. Het irriteert me.
Peinzend loop ik verder. Ieder probeert op zijn eigen manier wat te verkopen. Maar hoe behandel ik mijn eigen klanten eigenlijk?