De openbare ruimte in de stad moet functioneren als een ecologisch netwerk om te komen tot een klimaatadaptieve en prettige leefomgeving voor zowel mensen als dieren. Vergroening is daarbij noodzakelijk. Landschapsarchitect Nico Tillie en stedenbouwkundig ontwerper Rosa de Wolf van het Urban Ecology Design Lab van de TU Delft ontwikkelden nieuwe typologieën voor elementen die hieraan een waardevolle bijdrage kunnen leveren.
Ontwerpen vanuit het ecologisch netwerk
Landschapsontwerp kan bijdragen aan het keren van de huidige trend van soortenafname. Het ecologisch netwerk speelt hierin de hoofdrol. Met landschapsontwerp is het mogelijk dit netwerk in stand te houden, te versterken en te vergroten.
Eén van de voornaamste problemen bij het verbeteren van de biodiversiteit in de stad is namelijk de bereikbaarheid van het netwerk voor soorten. Soorten kunnen geschikte biotopen niet bereiken, of de geschikte biotopen zijn te klein.
De belangrijkste componenten van een ecologisch netwerk zijn kernen, stapstenen en corridors. In de stad zijn de kernen vaak de grote parken of meren, de stapstenen de kleine parken en natuurvijvers, en de corridors de bermen en oevers met waterwegen.
Wadi City
Op het vlak van netwerken en corridors liggen nog veel kansen in de bermen van wegen. Om de hogere piekbelasting van regenbuien aan te kunnen, worden steeds meer wadi’s aangelegd in steden. De vraag naar tijdelijke opvang van water in steden zal alleen maar meer worden. Van een enkele wadi zullen we kunnen ontwerpen naar een netwerk van wadi’s of zelfs wadi-cities. Hoe kunnen we stappen zetten die dat ook praktisch mogelijk maken?
In de stad is alles wat niet te groot is en vliegt in het voordeel, zoals vogels, vleermuizen, en insecten zoals vlinders en wilde bijen. Deze soorten kunnen brede barrières, zoals rivieren en snelwegen, overwinnen. Ondanks de technische mogelijkheden om deze barrières te overwinnen, zijn er grenzen aan zulke voorzieningen. De constructies van ecoducten, tunnels en andere voorzieningen zijn vaak erg kostbaar. Daarom is het van belang om de landschappelijke elementen in de stad, zoals de infrastructuur en groenvoorziening, bewust te ontwerpen als kernen, stapstenen en corridors. In dit artikel bespreken we verschillende nieuwe groentypologieën die bijdragen aan dit ecologisch netwerk.
Boomwadi
Bomen worden vaak gebruikt om hittestress te verlichten. Ze worden geplant tussen de verharding op pleinen, in het straatprofiel of in parken. Ook bomen in plantenbakken komen steeds vaker voor. Voor periodes van hevige regenval worden veelal wadi’s aangelegd. Die worden voornamelijk uitgevoerd met gras of bloemenmengsels.
De boomwadi, ook wel stadsklimaatbos genoemd, combineert deze twee elementen: een wadi met bomen. De boomwadi is gelaagd en divers en zorgt daarmee voor een verbetering van de biodiversiteit en de veerkracht van de ruimte.
Stadsklimaatbos als boomwadi
Het Stadsklimaatbos op het voorplein van de faculteit Bouwkunde, TU Delft, wordt momenteel omgebouwd tot een permanente boomwadi. Dit naar een idee van vier medewerkers René Hoonhout (Campus Real Estate & Facility Management), Rosa de Wolf, Nico Tillie (Urban Ecology Design) en René van der Velde (Urban Forestry).
Het hemelwater dat op het dak van de faculteit valt, wordt afgekoppeld van het riool en het Stadsklimaatbos in geleid. Daarmee draagt het bos bij aan het verlichten van de druk op de rioolinfrastructuur. De waterinfiltratie en vergroening zorgen daarbij voor een verbetering van de bodemkwaliteit en de biodiversiteit.
In de boomwadi wordt onderzoek gedaan naar veenloos en veenarm opwaarderen van de bestaande bodem. Het verkoelende effect van de bomen draagt bij aan het tegengaan van hittestress op het plein. De transformatie van het voorplein resulteert in een verbetering van de kwaliteit van zowel de binnen- als buitenruimte voor studenten en medewerkers van de faculteit Bouwkunde. Bovendien biedt het stadsklimaatbos studenten de mogelijkheid om meer te leren over klimaatadaptief (landschaps)ontwerp in een stedelijke context. 25 verschillende boomsoorten krijgen een plek in het bos, waar met hoogteverschillen in de wadi per boom wordt gezocht naar de juiste groeiplaats. Zo komt de Betula pendula bijvoorbeeld een niveau lager dan de Quercus ilex.
Afhankelijk van de vorm en grootte van de boomwadi kan deze in het ecologisch netwerk fungeren als kern, stapsteen of corridor.
Bijenrug
Om het uitsterven van een groot aantal wilde bijensoorten te voorkomen, is het noodzakelijk nieuwe landschappelijke elementen te ontwerpen voor deze bijenpopulaties. Het stedelijk gebied kan hier een belangrijke rol in spelen. Bijen zijn tegenwoordig al beter vertegenwoordigd in de stad dan in het agrarische landschap.
Ondanks het feit dat bijen kunnen vliegen en gemakkelijk een weg over kunnen steken, is hun leefgebied niet zo heel groot. De actieradius van de honingbij is een aantal kilometers, maar van de wilde soorten bijen slechts enkele honderden tot soms tientallen meters. Ze blijven daardoor toch afhankelijk van de nabijheid van het ecologisch netwerk in de stad. In het ecologische netwerk bestaat een kerngebied voor bijen uit zowel broed- als voedergebieden. Daartussen ligt een verbindend landschap. Een nieuw groentype om bijen in hun behoeften te voorzien is de bijenrug.
Een bijenrug is een lijnvormig, verbindend element van deels stabiele kale grond, een lijnvormige bijenheuvel. Hierin kunnen bijen nestelen, 70% van onze bijensoorten nestelt immers in de grond. De bijenrug moet wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Er is zon nodig en de grond moet kaal zijn. Een steile rand met een toplaag van leemhoudend zand is hiervoor ideaal.
Doelsoorten
De bijenrug wordt bovenop verrijkt met vegetatie, die specifiek wordt gekozen voor de beoogde doelsoorten. De vegetatiekeuze is daarmee dus ook locatie-afhankelijk. Uiteraard zijn er ook allerlei aanvullingen mogelijk voor bijensoorten die niet in de grond nestelen. Bijvoorbeeld bijentotems, bijenklossen, insectenhotels en dood hout.
Wanneer een boomwadi wordt aangelegd in een straatprofiel zal hiervoor grond afgegraven moeten worden. Door deze grond direct op de locatie, langs de boomwadi, te gebruiken voor de aanleg van een bijenrug, wordt de infrastructuur in de stad een ware ecologische corridor. Op plekken die zich ervoor lenen, nabij water bijvoorbeeld, kan de steile rand eventueel hoger worden gemaakt en dienen als nestelplaats voor oeverzwaluwen of ijsvogels.
Stedelijke houtwal
Een houtwal is bekend als scheiding tussen percelen in het landschap, buiten de stad. Het is een lijnvormig element van bomen en struiken. De diversiteit en gelaagdheid van de houtwal zorgen voor een hoge ecologische waarde. Deze houtwallen kunnen goed vertaald worden naar het stedelijk gebied. Termen die hiervoor gebruikt worden zijn ’stedelijke houtwal’, ’urban bocage’ of ’lineair bos’. In het ecologisch netwerk fungeert de stedelijke houtwal als corridor.
Straatprofielen worden doorgaans ontworpen met veel uniformiteit, vaak met maar één boomsoort. Denk aan de rijen platanen in de stad. Wanneer de straat wordt gezien als lineair bos, zouden deze straten anders ontworpen moeten worden.
Zaailingen laten staan
Een interessante casus is de Dordtselaan in Rotterdam. Deze lange straat varieert van breed naar smal en loopt door klei-, zand- en veengebied. Genoeg aanleiding voor een diverse beplanting, toch staan langs de hele laan alleen maar platanen. We hebben voorgesteld om de laan te transformeren, te beginnen door de slechte bomen te verwijderen. In de ontstane ruimte komen drie bomen van verschillende soorten in een redelijk formaat. Deze worden aangevuld met kleinere maatjes van vijf inheemse en twee andere soorten waarvan we weten dat die klimaatbestendig zijn in de komende decennia. We zoeken naar een mengsel van soorten met een goede bandbreedte voor droog en nat en voor hitte en kou. In het beheer is het belangrijk om zaailingen te laten staan, tenzij het om invasieve exoten gaat. Dat zijn immers bomen die zich daar thuis voelen.