Bij het omspitten van een composthoop bestaat de kans dat je de vingerlange witgele larven van de neushoornkever tegenkomt. De larven voeden zich met het organisch materiaal en zijn, in tegenstelling tot die van de meikever, totaal ongevaarlijk voor de planten in de tuin.
De volwassen neushoornkever (Oryctes nasicornis) behoort met zijn lengte van 4 cm tot een van de grootste keversoorten van Europa. In Zuid-Europa wordt hij vooral in natuurgebieden aangetroffen, in ons land met name in broeihopen van plantaardig materiaal. De kever dankt zijn naam aan de opvallende gekromde hoorn op de kop van het mannetje. Deze dient niet ter verdediging, maar om concurrenten weg te duwen. De vrouwtjes hebben geen, of hooguit een zeer kleine hoorn.
De kevers kunnen vliegen, maar zijn er niet behendig in. Ze botsen regelmatig ergens tegenaan. Ze vliegen van juni tot augustus en worden dan ook het vaakst waargenomen. Op warme zomernachten gaat het mannetje op zoek naar een vrouwtje. Wanneer hij een vrouwtje heeft gevonden, verjaagt hij andere mannetjes door ze op hun rug te duwen. Deze komen vervolgens moeilijk overeind.