Voor een huiskamerfestival wat ik mede organiseer, stelt mijn vriend Louk zijn historische binnenvaartschip beschikbaar waar we Britta, een jong aanstormende cabaretier, voor boeken. Als de dag daar is, belt Britta me huilend op. Haar vader heeft het aan zijn hart gekregen.
Heel heftig, toch is ze nu onderweg. „Jeetje”, zeg ik geschrokken. „En je vader dan?” „Die is oké.” Gelijk schiet ze weer in een huilbui. Ik zeg dat ze beter naar huis kan gaan, maar daar wil ze niks van weten. „Beter om gewoon mijn ding te doen.”
En zo vang ik haar op in het ruim van het schip. Omkleden, make-up, laptop aansluiten. Louk steekt zijn hoofd door het luik. „Gaat het?” Lichte paniek in zijn ogen. De mensen staan er al. „Nog even”, zeg ik. Op afstand hoor ik hem over het schip vertellen, dan wordt het stil. Weer dat hoofd. „Nog vijf minuten Louk.”