Het is een winteravond, één graad boven nul en ik zit in mijn tuin. De maan is verschenen en schijnt verzachtend over de kale en koude wereld om mij heen. Hoe mooi is het karakter van de bomen te zien in hun kale vorm!
Vlak bij mij, Acer griseum. Elegant en rustig opgaand groeiend, met vrolijk licht kronkelende takken. Achter mij Viburnum opulus, naast een kleine Prunus-soort. Best oud al, maar groot en vriendelijk en niet opdringerig. De stam van de Nothofagus antarctica heb ik nog laten staan een paar jaar geleden. Het droge hete voorjaar en zomer heeft-ie niet overleefd.
Magnolia kobus is na dertig jaar een trouwe reus geworden met takken die naar de buitenkant van de kroon strekken. In het voorjaar tijdens de bloei is het alsof er een lamp aan is buiten, met het maanlicht erop! Achterin staat een meerstammige Betula pendula, majestueus groot, maar nooit pretentieus. Flexibel en beweeglijk lijkt deze in een storm bijna plat te kunnen gaan liggen zonder schade.