De Eerste Kamer stemde dinsdag in met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Na een hoofdelijke stemming bleek dat 41 van de leden voor de inwerkingtreding op die datum is, en 29 leden tegen.
Minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening had de Kamer op 26 januari laten weten dat aan de voorwaarden voor een succesvolle invoering van de Omgevingswet kan worden voldaan op 1 januari 2024.
Omdat de Kamer hiervan nog niet overtuigd was, vond er op 7 maart een debat plaats. De kritiek van een deel van de Kamer was vooral gericht op het zogeheten Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) dat de uitvoering van de Omgevingswet technisch ondersteunt.
Vijf keer uitgesteld
De inwerkingtreding van de Omgevingswet is vanwege de problemen met het DSO inmiddels al vijf keer uitgesteld. Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. De Eerste Kamer stemde al in 2016 in met de Omgevingswet en in 2020 met de wet die de invoering van de Omgevingswet regelde.
Het omgevingsrecht stond voorheen in 26 verschillende wetten. Dit is nu gebundeld in de Omgevingswet, een samenhangend stelsel van planning, besluitvorming en procedures. Plannen en vergunningen worden zoveel mogelijk gebundeld, procedures worden sneller. Naar schatting 50.000 bestemmingsplannen en beheerverordeningen worden teruggebracht tot circa 400 omgevingsplannen.